De taferelen avonden bij FOTODOK blijven zinderend, ook al missen we het publiek natuurlijk enorm. Het bleek namelijk op 21 januari dat er toch bijzondere inzichten ontstaan wanneer er een ontmoeting plaatsvindt tussen alleen een beeldmaker en een deskundige wiens interesse en kennis elkaar kruisen.
Deze keer vond er een ontmoeting plaats tussen Inge Meijer en Korea-kenner Casper van der Veen. Uit het gesprek blijkt hoe interessant Zuid-Korea is en hoe verbazingwekkend het is dat er eigenlijk zo weinig aandacht voor is geweest. Ze besproken Inge Meijer’s work in progress A Garden Revisioned in de (wegens corona gesloten) expositie Pass it on, Private Stories, Public Histories.
Een deur opendoen
Begroeten op Koreaanse wijze is een soort natuurlijke social distancing. Kunstenaar Inge Meijer houdt haar armen gestrekt langs het lichaam en buigt met rechte rug lichtjes naar voren. Journalist en Korea-kenner Casper van der Veen doet drie meter verderop hetzelfde – het oogt beleefd, voorzichtig, maar er wordt hartelijk bij gelachen. Het is januari 2021. De corona-pandemie is als een boek dat maar nieuwe hoofdstukken blijft krijgen, en het ontmoeten van een vreemde in een sociale setting is zo’n uitzonderlijke gebeurtenis dat zelfs de hoofse begroeting een warm gebaar wordt.
Inge Meijer reisde naar het Zuid-Koreaanse Gwangju in 2019. Als deelnemer aan de Rijksakademie had ze de behoefte om zichzelf ergens heen te sturen ‘waarin ik de wereld om me heen niet zou begrijpen’.
‘Het ging me niet om een cultuurshock – ik heb best veel gereisd. Maar dit land was zó onbekend. Ik wist dat ik de gebruiken, de geuren, de systemen niet zou herkennen. Het ging me om het bevragen van mijn eigen positie’, zegt ze. Ergens helemaal niets begrijpen, wat zou haar dat als kunstenaar brengen?
En daar zat ze, aangekomen in de hels-hete maand augustus, in het ‘officetel’ – een bouwkundige anomalie, iets tussen kantoor en hotelkamer in. Geen stoel om op te zitten en een douchekop die boven de wasbak hing. Misschien is dat wat er dan gebeurt, als alles onbekend is: dat je wordt teruggeworpen op wat je ziet. Meijer: ‘Ik zat op mijn koffer uit het raam te kijken. Tegenover het gebouw waar ik zat stond een groot pand dat er uitzag alsof het al heel lang leeg stond. Er groeiden planten op, er vlogen vogels in- en uit en zo te zien was er een tuin bij.’ Daar wilde ze naartoe.
Soms vind je een onderwerp, soms vindt een onderwerp jou. Dat, zullen de kunstenaar en de journalist later constateren, overkomt ze allebei wel eens – al is ‘overkomen’ te passief uitgedrukt. Casper van der Veen beschrijft hoe hij dat eigenlijk al incalculeert als hij naar Seoul reist. ‘Ik heb dan een lijst onderwerpen, die ik in de tijd daarvoor verzameld heb’. Maar, vertelt hij, het is ook zaak je te blijven verbazen, je ogen open te houden op straat. En op te merken dat – bijvoorbeeld – er steeds meer café’s zijn waar mensen tegen betaling huisdieren aaien. Honden, katten, maar ook stokstaartjes en walibi’s. ‘Welke behoefte, welk verhaal zit daarachter?’ In 2017 schreef hij erover in NRC Handelsblad. Achter het dieren aaien ging een verhaal schuil over de krappe woonruimte in Seoul, de hoge werkdruk, alternatieve datingplekken en dierenleed.
Inge Meijer stak in augustus 2019 in Gwangju de straat over en liep het gebouw binnen, de deur was gewoon open. Op de grond vond ze mappen en enveloppen met negatieven, in goede staat. Het bleek een deel van het archief van een enorme trouwlocatie, die van 1988 tot 2006 gefunctioneerd had. Er werden trouwerijen gevierd, op het hoogtepunt wel tientallen per dag, en vooral fotoshoots gehouden. Het gebouw, het interieur en alles wat er lag en stond – dus ook deze negatieven – zou drie weken later, nog tijdens Meijers verblijf, gesloopt worden. Ze nam het archief mee. ‘Ik heb het gered, maar nu vraag ik me af wat ik er mee ga doen.’
Voor nu is ze in de ruimtes van Fotodok bezig het archief dat, nooit als archief bedoeld is, te digitaliseren, beelden eruit te selecteren en te combineren. Ze gaat af op visuele informatie die in deze hoeveelheid (ca. 20.000 beelden uit de periode 1999-2006) best visuele data genoemd kan worden. ‘Wat zie ik in een foto? Wat keert terug? Wat verandert er?’ Er zijn modes in props en setting, tradities die komen en gaan, standaard poses voor mannen en vrouwen. Er zijn ook raadsels, symboliek die niet duidelijk is. Die gewoonte om de sluier van de bruid over een collectie decor-huisraad heen te draperen bijvoorbeeld. Casper van der Veen denkt hardop: ‘Het kán verwijzen naar het gebruik dat de ouders van de bruid meestal de inboedel van het huis aan het paar schenken’. Zeker weten doet hij het niet.
Inge Meijer vraagt zich ook af: ‘Wat zie ik niét?’ De koppels zijn allemaal jong, heteroseksueel en Koreaans, zoals de samenleving ook heel homogeen is – in elk geval naar buiten toe. De afwezigheid van het ‘afwijkende’ is soms makkelijk te verklaren. Maar Meijer maakte ook een selectie detailopnames van uitwaaierende rokzomen op de vloer, omdat haar opviel dat de voeten van de bruid op geen enkele foto zichtbaar zijn. Misschien betekent dat iets, misschien niet. De lezing ervan, zegt ze, ‘verandert met de blik die ik hanteer.’
Natuurlijk sprak ze via een tolk ook over haar vondst met mensen ter plaatse, onder andere met een kennis van de eigenaar van het trouwpaleis. Hij vertelde haar dat het bedrijf failliet was gegaan na de zogeheten ‘IMF-crisis’(de Aziatische economische crisis van 1997-1998), maar ook omdat het simpelweg te weinig parkeerplaatsen had. Inge Meijer neem die informatie tot zich, ‘maar ik weet niet precies wat die feiten waard zijn. Het is me verteld, een tussenpersoon heeft het vertaald, ik heb het weer geïnterpreteerd…’. Misschien heeft het te maken met haar dyslexie, zal ze later zeggen, dat ze het woord sowieso minder vertrouwt. ‘Als kunstenaar wil ik er geen betekenis óp leggen. Als kunstenaar kan ik de tijd nemen, ik omarm die positie. Ik zoek naar wat ik ‘magneetjes’ noem, die aan de beelden hangen. Zelf ben ik getrouwd geweest dat was mijn eerste ingang. Ik kan zoeken naar rolpatronen, er eigen betekenis aan geven. Maar ik voel ook de behoefte om terug te gaan, te zoeken naar voor wie deze beelden van waarde zijn.’
De praktijk van de journalist Casper van der Veen, van oorsprong een historicus, lijkt anders. De liefde voor Zuid-Korea kwam via Noord-Korea, waar hij een boek over schreef. ‘Over dat land hoor je altijd dezelfde verhalen; het gaat altijd over kernwapens en mensenrechten en gekke propaganda. Daar werkt het land zelf aan mee overigens. Als er geruchten zijn ontkennen ze die niet, ze laten ons liever aanmodderen.’ ‘Samen met professor Breuker uit Leiden, de enige andere Noord-Korea-specialist in Nederland, heb ik geprobeerd dat narratief om te buigen. Gaandeweg raakte ik steeds meer geïnteresseerd in Zuid-Korea, waar je ook bijna niets over hoort.’
Zijn journalistieke blik zou je omgekeerd aan die van de kunstenaar kunnen noemen: vanuit een overkoepelende visie en breed historisch perspectief zoeken naar de details die er toe doen, die een verhaal reliëf geven of bijstellen. Terwijl Inge Meijer vanuit een detail kijkt of een verhaal kan ontstaan.
Tijdens hun gesprek valt op dat beide heel terughoudend zijn met het doen van algemene uitspraken. Zodra de formuleringen ‘Koreanen zeggen..’ of ‘In Zuid-Korea is het…’ valt, haasten ze zich beide om toe te voegen dat dat natuurlijk eigenlijk niet kan. Van der Veen: ‘Het bijzondere aan Zuid-Korea is dat er zo lang zo weinig aandacht voor is geweest, bijvoorbeeld ten opzichte van China en Japan. Maar als je je erin verdiept is het zo interessant. Jij zegt dat je die vreemdheid omarmt. Dat gevoel heb ik zelf ook continu, nog steeds.’
Sacha Bronwasser, februari 2021
Leave a reply