‘Wij doen het anders’ is een gevoel dat iedere nieuwe generatie heeft. Het is een legitiem gevoel en daarmee ook altijd waar. Of het grootse meeslepende veranderingen teweegbrengt is de vraag en pas later te beoordelen. De energie die van het ‘anders’ denken uitgaat, is reëel en in te zetten voor het ontwikkelen van tal van activiteiten. En dat gebeurt ook.
In dit stuk probeer ik het gevoel deel uit te maken van een nieuwe generatie en ‘het anders doen’ te vangen. Het gaat hierin niet over iedereen, maar betreft een specifieke groep, namelijk zelfstandig werkende documentairefotografen en de mensen met wie zij samenwerken. Het is de inleiding op het debat ‘We doen het anders’ dat georganiseerd wordt door FOTODOK, een nieuwe plek voor documentaire fotografie in samenwerking met debatcentrum TUMULT, beide gevestigd in Utrecht.
Documentairefotografen moeten door het uitblijven van goed betaalde opdrachten van kranten of tijdschriften zelf voorzien in hun ‘opdrachten’. Dieptejournalistiek, en zeker als het gaat over verhalen uit het buitenland, verkopen slecht. De nieuwe generatie fotografen weet als geen ander verschillende podia aan te boren om toch hun geëngageerde verhalen – ja, het woord geëngageerd is weer terug op de agenda – onder de aandacht te brengen. Er worden boeken uitgegeven, tijdschriften en films gemaakt en er wordt samengewerkt met journalisten, tentoonstellingsmakers en aanverwanten. Ook het geld voor de projecten wordt verkregen door middel van een mix van eigen investeringen, opdrachten, (kunst)subsidies en verkoop van werk.
De nieuwe documentairefotograaf is een multi-tasker en cultureel ondernemer. Naast het talent voor beeldenmaken, leggen zij ook organisatie, netwerk- en communicatietalent aan de dag, in combinatie met gevoel voor timing. Door de grote toegankelijkheid van media en andere middelen is het eenvoudiger geworden om ‘traditionele’ wegen te omzeilen. Je hebt geen uitgever nodig, om toch een boek uit te geven. Je hebt geen agentschap nodig als je jezelf via Internet prima in de markt kunt zetten. En dat gebeurt ook. Afgelopen week was ik in Atheneum boekhandel in Amsterdam waar ik in de boekenkast van de fotoafdeling zo drie boeken telde van jonge, pas afgestudeerde fotografen. Twee van de boeken waren uitgegeven in eigen beheer en lagen toch bij deze gerenommeerde boekhandel in de schappen. Alle drie de fotografen hebben een website, waardoor ze eenvoudig te vinden en te benaderen zijn. Door deze ontwikkelingen is de keus om in zee te gaan met een uitgever of agentschap een hele bewuste, omdat je daar alleen voor kiest als het je wat extra’s brengt en niet omdat het zo hoort.
Het nieuwe cultureel ondernemerschap wordt sterk bepaald door samenwerkingsverbanden. Voorbeelden zijn het fotografeninitiatief Fw, die op hun website schrijven: “..Door het ontplooien van samenwerkingsinitiatieven kan de ontwikkeling van het werk een impuls krijgen waardoor groei en vernieuwing ontstaat. Fw: biedt de mogelijkheid om projecten die op deze manier ontstaan te publiceren. “ En ook een journalistiek buro als Prospektor hoort daarbij. Hun producten variëren van het schrijven van een artikel voor de Vrij Nederland, met bijvoorbeeld foto’s van fotograaf Rob Hornsta, tot het maken van een film over de geschiedenis van de Doopsgezinde Gemeente in Amsterdam voor de IKON, tot het project Dream City over pretparken op onverwachte plaatsen in de wereld in samenwerking met fotograaf Anoek Steketee. Door deze samenwerkingsverbanden onstaat er een sterke zelforganisatie. Beeldenmakers en aanverwanten zijn daardoor mondiger geworden en de angst voorbij om oude organisatiestructuren, zoals statisch georganiseerde musea en andere instituten, kritisch te bekijken.
Onlangs gebeurde dat met het prestigieuze instituut World Press Photo door de fotografen Broomberg en Chanarin. Zij zaten in de jury en doorbraken de geheimzinnigheid van de selectie van dé World Press foto door er een zeer kritisch stuk te publiceren. Tot groot ongenoegen van de organisatie die het incident ‘vakkundig’ in de doofpot stopte, want zoveel hebben we er in Nederland niet over gehoord. Zelfs veel fotografieprofessionals blijken niet op de hoogte. Voorbij werd gegaan aan het feit dat de fotografen zelf in de jury zaten en dus niet alleen kritisch waren op het instituut, maar indirect ook op zichzelf. Evenzeer een kenmerk van deze nieuwe lichting: het streven naar transparantie en reflectie op processen, en niet bang zijn om daar voor uit te komen. Gewaardeerd zou zijn als de handschoen opgepakt zou worden, in plaats van het wegpoetsen van een ‘incident’.
Als laatste wil ik terugkomen op het geëngageerde verhaal. Dit is geen generatie van barricade types, zoals in de jaren ’70 en ’80. Al is er reden genoeg om dat weer te worden. Toch zijn er veel fotografen, vaak in samenwerking met journalisten, bezig om hun verhaal weer meer in context te plaatsen. Door de verwelkoming van de documentairefotografie in de kunstwereld in de jaren negentig werden veel beelden ‘autonomer’ gepresenteerd, waardoor soms de esthetiek van de foto belangrijker werd dan het verhaal. Dit is aan het veranderen. Fotografen als de eerder genoemde Broomberg en Chanarin zijn een goed voorbeeld, maar ook fotografen als Rob Hornstra of Ad van Denderen. Zij worden sterk gedreven door het verhaal achter hun fotoseries. Een subjectief verhaal van een situatie, ja, want het is nu eenmaal documentairefotografie, maar zij vinden het wel belangrijk om dit verhaal te vertellen; het liefst keer op keer op keer. Stiekem werpen ze hiermee toch barricades op en hopen dat de wereld een beetje beter wordt.
2008 © Femke Lutgerink