Het is een zonnige zaterdag in juni en op het Utrechtse Domplein is het druk met mensen die bijkomen van de koopjesjacht, terwijl anderen met een schatkaart in de handen aan een speurtocht meedoen. Naast de Domkerk staan de tien deelnemers van Lighthouse, het talentontwikkelingsprogramma voor opkomende kunstenaars van FOTODOK. Het is interessant om te zien hoe de voorbijgangers met deze openluchtpresentatie omgaan. Soms is dat schoorvoetend, maar in al hun nieuwsgierigheid stappen de speurders makkelijk op deze makers af. Het winkelend publiek heeft soms een handreiking nodig, maar na die aarzeling kan het zich ook onderdompelen in de denkwereld van de kunstenaars.
Zoë Zandwijken gaat meteen de diepte in door voorbijgangers een enquête met de vraag ‘What language are you?’ voor te leggen. Deze vraag is vooral een aanname dat een taal niet alleen wordt gesproken, nee, een taal beïnvloedt wie je bent. Zoë vertelt dat ze de taal van haar vader, het Papiaments, niet spreekt. Zonder een taal machtig te zijn, blijven geschiedenissen en verhalen onbegrepen, waardoor zij haar vader – en in het verlengde daarvan zichzelf – minder goed kan begrijpen. Zelf leert en denkt ze vooral in het Engels, de taal die zo alomtegenwoordig is in de Nederlandse cultuur deze for sure vorm zal geven aan de toekomst. Ongemerkt verdwijnt de noodzaak veel talen te beheersen, waardoor het verleden steeds onverstaanbaarder wordt. Dat is het dilemma dat Zoë onderzoekt. En dat doet ze op het plein, vanzelfsprekend, door gesprekken aan te knopen.
Dezelfde aandacht voor het onopvallende maar essentiële is te zien in het werk van Ana Nuñez Rodriguez: om culturen te beschrijven koos zij een van de meest basale voedingsmiddelen: de aardappel. Hoewel het ‘s werelds populairste eten is, heeft de knol niet echt culinaire status. Dat blijkt uit Ana’s video waarin mensen vertellen wat de aardappel voor hen betekent. Een econoom bijvoorbeeld vertelt dat naarmate mensen meer te besteden krijgen de aardappel van het menu verdwijnt. De film die ze maakte toont hoe een aardappel wordt geschild totdat er niets meer van over is. De boodschap is duidelijk: er is geen essentie van de aardappel, de bereiding is allesbepalend. Dat maakt het gewas tot dankbaar product om cultuurgeschiedenis mee te bedrijven.
Met history for sale op een vrolijk wapperend vlaggetje, trekt Walter Costa als een marskramer over het plein. Zijn boodschap is echter serieus. Waar overheden een oogje toeknijpen of afwezig zijn, worden archeologische schatten gejat, waarna deze via smokkelaars bij verzamelaars terechtkomen. De handel vindt plaats in besloten Facebookgroepen. Hij wijst erop dat verzamelaars niet beseffen dat hun vraag ervoor zorgt dat archeologen en lokale musea het nakijken hebben. Toch is die handel via Facebookgroepen ook een zegen, want de aanbieders plaatsen talloze foto’s van hun koopwaar. Aan de hand van die foto’s maakt Walter 3D-modellen, die als fraaie kopieën inderdaad for sale zijn. Hoewel hij de foto’s bijna gebruikt als forensisch bewijs, wil hij geen schuldige aanwijzen. Het interessante aan zijn werk is dat de keuze tussen bewaren of bezitten een morele dimensie heeft.
Even verderop staat Daan Russcher in pak tussen het luchtig gekleed publiek. Een verfijnde verschijning, totdat je dichterbij komt en ziet hoe zijn colbert vaal is door zand en stof. Hij is dan ook uit de rafelranden rondom de stad afgereisd naar het Domplein, zo legt hij uit. Op een steekwagentje rijdt hij een gedrukte foto rond die hij daar maakte. Op het eerste gezicht lijkt het werk een abstracte studie naar kleur maar dat blijkt bij beter kijken afgebladderde verf op een blok beton te zijn. Als afdruk is het betonblok mobiel, wat visueel wordt versterkt doordat alles rondom het blok digitaal is weggepoetst. In werkelijkheid ziet Daan eenzelfde beweging, in de wat ongereguleerde woestenij worden dingen gemaakt die weer als voeding dienen voor het beschaafde centrum.
Veel deelnemers houden zich bezig met hun familiegeschiedenis en vragen zich in hun werk af hoe de geschiedenis doorwerkt in het heden en hoe zij daar (indirect) door zijn gevormd. Vooral door die laatste vraag zijn de werken vaak persoonlijk. Daardoor spreek je met de maker over het werk en tegelijkertijd over de maker zelf.
Alexis Molina bijvoorbeeld vertelt een historisch volksverhaal dat zich afspeelt op Curaçao, waar hij geboren is. Hij fotografeerde er de plekken waar sleutelscènes in het leven van Buchi Fil zich afspeelden. Fil was een enorm sterke man met een even groot charisma. Andere tot slaafgemaakten zouden hem steunen in een opstand tegen hun gezamenlijke meesters en vertrouwden op deze natuurlijk leider voor de strijd om vrijheid. Maar Fil wilde geen heisa. De opzichters zagen in hem desondanks een bedreiging, maar met loodzwaar werk en lijfstraffen kregen ze hem niet klein. Het verhaal eindigt tragisch als de vrouw van Fil wordt weggenomen. Wijzend naar de kliffen op de foto vertelt Alexis dat Fil zich daarvan afstortte. De moraal van het verhaal is volgens hem dat nooit moet worden gewacht tot een situatie onhoudbaar is, maar dat alle kracht gebruikt moet worden om meteen in opstand te komen, voordat het te laat is.
Ook Noami Kok bevraagt zichzelf met haar onderzoek naar de geschiedenis van haar familie. Ze is een nazaat van de voor oorlogsmisdaden veroordeelde Herbertus Bikker. Is kwaadaardigheid erfelijk? Of, zo vraagt Naomi zich relativerend af, is het simpelweg een heel naïeve en daardoor voorstelbare keuze geweest die ertoe leidde dat haar overgrootvader kampbewaarder werd? De precieze geschiedenis heeft ze eigenlijk pas leren kennen door de verhoorverslagen van haar opa te lezen. Ze vertelt hoe haar oma gebukt is gegaan onder het stigma dat de familienaam met zich meedroeg. In de zakken op haar broek draagt ze de objecten die staan voor dit verleden met zich mee. Toch, als de jongste generatie die een fout verleden draagt, is het aan haar om er een gezonde omgang mee te vinden.
Ebru Aydin vecht tegen een vooroordeel, namelijk dat Moslimvrouwen onvrijwillig hun hoofddoek zouden dragen. Om dat beeld te ontkrachten maakte ze eerder de fotoserie ‘Hijabverhalen’. Als socioloog is ze opgeleid om gedrag en cultuur te analyseren. Des te opvallender is het daarom dat ze het hier op het plein niet heeft over betrekkelijk ongrijpbare zaken als de ideologie of geschiedenis achter het dragen van een hijab. Nee, ze maakt het tastbaar door het over de stof van de hoofddoek te hebben. In een rekje hangen doeken in verschillende stoffen in een verzameling aan kleuren en patronen. Voorbijgangers werden uitgenodigd er een uit te kiezen en om te doen. Ik zag hoe mensen poseerden terwijl Ebru een polaroidfoto maakte. Het belangrijkste beeldmoment vond daarvoor al plaats; wanneer Ebru ze een spiegel voorhoudt en de mensen zichzelf herkennen als hoofddoekdrager.
Becoming Movable Statues heet deze editie van Lighthouse. Het meest mobiel is toch wel Pippilotta Yerna, die over het plein fladdert. Letterlijk: op haar rug en armen bevestigde ze met stokken en doek vleugels zoals die van een vleermuis. Wanneer ze die spreidt verschijnt links een foto van haar moeder, die in een witte mantel de toeschouwer koninklijk aankijkt. ‘Iedereen heeft een moeder, maar volgens mij waarderen wij haar niet genoeg.’ Ook Yerna denkt na over haar afkomst: ze noemt zichzelf feminist, in tegenstelling tot haar moeder. Toch is die laatste dat volgens Yerna door het harde werk dat opvoeden is, eigenlijk wel. En die zorg houdt niet op, blijkt; want ook vandaag helpt haar moeder door met dezelfde vleugels deel te nemen aan de performance.
Opvallend is dat veel fotografen hun werk hebben omgezet naar een ander medium dan waar ze normaliter in werken. Michelle Piergoelam maakte eerder vooral beeldend werk onder de noemer The Untangled Tales maar toont deze dag iets wat bijna een performance kan worden genoemd.
Michelle neemt de voorbijganger mee naar historisch Suriname, zo vertelt ze. De performatieve draai in haar werk moet letterlijk worden genomen: ze draait zich om waarna de doos op haar rug een tafereel in miniatuur van een rivier in de jungle blijkt te bevatten. Uit een speaker klinken liederen die door slaafgemaakten werden gezongen. Ze vertelt hoe het haar streven is om het deze cultuur die zij hadden om te overleven, te documenteren, als een monument voor ongelofelijk doorzettingsvermogen.
Gedurende de middag zie ik vanuit mijn ooghoeken steeds een glimlachend iemand met gele schoonmaakhandschoenen en een vaatdoekje het straatmeubilair poetsen. ‘Ik wil toch iets doen wanneer ik niet over mijn werk praat.’ Vertelt Monika Balu. Ze begint te vertellen en haalt uit de binnenzakken van haar stofjas foto’s van mensen die honderd jaar geleden door middel van een masker besmetting met de Spaanse griep wilden voorkomen. Monika wil de ervaring niet opdelen in sensaties, zo legt ze uit aan de hand van de Facebeak die ze maakte. Deze doorzichtige snavel beslaat door de adem van de drager, waardoor slechthorenden zoals zijzelf de lippen niet meer kunnen lezen. Hieraan zijn topophones bevestigd, oortoeters die het gehoor versterken. Haar werk gaat over zintuigen. Al beschrijft dat slechts het onderwerp. Veel belangrijker voor het inzichtelijk maken van een thema of geschiedenis aan een publiek dat het Domplein vast verrast verlaat, is volgens mij de aanstekelijke glimlach waar de levenslust uit spreekt om de omgeving helemaal mee te maken, welke hulpmiddelen daarvoor ook nodig mogen zijn.
FOTODOK Lighthouse ‘moveable statues’ vond plaats op 12 juni 2021
Tekst: Jorne Vriens