Fotograaf Yara Jimmink en historicus en auteur Lara Nuberg spraken elkaar op 28 januari 2021. De foto’s van Jimmink’s afstudeerproject When Summer became Winter (2020) zouden rond deze tijd groot afgedrukt opgesteld staan op het Domplein, zodat we er tussendoor zouden kunnen lopen. Die opstelling is vanwege corona verschoven naar een later moment.
Bewijs in een doos
Ze werden op dezelfde dag geboren, in hetzelfde jaar. Ze zaten vlak bij elkaar op de middelbare school in Amsterdam en ze hebben allebei een Indo-Europese achtergrond. Het blijft vreemd dat de wegen van fotograaf Yara Jimmink en historicus en schrijver Lara Nuberg elkaar pas kort geleden kruisten. Het onderzoek naar hun respectievelijke familiearchieven bracht de twee dertigers eind vorig jaar bij elkaar. Hun benaderingen verschillen, zal in de loop van hun presentaties en hun gesprek in Fotodok blijken, maar vullen elkaar ook aan.
En in ieder geval gebeurde er iets vergelijkbaars toen zij afzonderlijk van elkaar enige jaren geleden dozen met familiefoto’s en documenten openden: de geschiedenis kwam tot leven.
Nuberg: ‘Als je aan zoiets begint krijgt de geschiedenis ineens betrekking op jezelf’. Jimmink: ‘Ineens was het wél mijn verhaal.’ Voor allebei was ‘Nederlands-Indië’ nota bene het onderwerp van het eindexamen geschiedenis geweest, maar ‘daar las ik echt nog over vanuit een Nederlands perspectief’ zegt Yara Jimmink. ‘Nu, in één keer, vóelde ik het ook.’
Jimmink studeerde in 2020 af aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag, met de presentatie en publicatie ‘When Summer became Winter’. Daarin combineerde ze familiefoto’s, portretten, foto’s van bloemen en planten en geluidsopnames op een associatieve manier, die ook bij de kijker op het gevoel werkt. Bij bezoekers van haar examenexpositie rolden soms de tranen over de wangen.
Haar archief – voor zover een doos ongeordende documenten en foto’s dat is – van de migratie van Nieuw-Guinea naar Nederland in 1961 van haar grootouders met hun zesjarige dochter, Jimminks moeder, was eigenlijk altijd in de familie. Gewoon, een doos foto’s. Haar grootvader heeft ze nooit gekend, haar grootmoeder overleed toen ze dertien was – het leek allemaal heel ver weg.
Pas enige jaren geleden, ze hielp haar moeder met het opruimen van haar huis, keek ze er écht naar. En toen waren het paspoorten en migratie-bewijzen, waar ze de Nederlandse naam van haar oma’s vader ‘Alexander Lodewijk Gerrits’ zag staan, die haar triggerden.
‘Onderdaan van Nederland’ was haar oma, een status die alleen behouden kon worden als je vertrok. Nieuw-Guinea was net door Nederland overgedragen aan Indonesië. Waren haar grootouders gebleven, dan hadden ze de Nederlandse nationaliteit moeten opgeven.
Bij het zien van die papieren begon Jimmink zich af te vragen wat dat betekend moet hebben, zo alles achter je te laten met een klein kind, en te verkassen naar de andere, koude kant van de wereld. Jimmink: ‘Afgaand op de foto’s alleen zou het ook een vakantie kunnen zijn. En mijn moeder was nog klein, voor haar was het een groot avontuur. Maar paspoorten en documenten zien we als feitelijk, ze zijn universeel. Ook al zou je de taal niet spreken dan zou je ze nog herkennen. Het was het bewijs van die definitieve stap.’
Voor historicus Lara Nuberg is het besef dat ‘familie-geschiedenis altijd een onderdeel van de wereldgeschiedenis is’ steeds sterker geworden. Ook voor haar waren documenten de sleutel tot haar eigen achtergrond. Ze laat er twee zien, een geboorteakte en een brief.
‘Ik vroeg me na mijn afstuderen steeds meer af waarom mijn oma naar Nederland is gekomen in 1947. Ze zei: ‘Ja, we zijn Indische Nederlanders.’ Maar hoe meer ik wist, hoe minder vanzelfsprekend ik het vond. Mijn oma was qua uiterlijk, zeker in die naoorlogse jaren, geen prototypische Nederlander. Hoezo was zij zo overtuigd van haar Nederlanderschap?’ Op grotere schaal vroeg Nuberg zich al langer af waarom het postkoloniale debat vanuit de Indische gemeenschap maar niet op gang kwam.
Nuberg vond in het familiearchief, dat via een andere tak in Londen beland was, de geboorteakte van haar overgrootvader. Kind van een Nederlandse man uit de Wieringerwaard en een Sumatraanse Batak-vrouw. De vrouw werd na een tijdje ingeruild voor een andere vrouw en teruggestuurd naar de kampong, haar vier kinderen bleven bij hun vader en golden, zo bewijst de geboorteakte, als Nederlands. Ze werden slecht behandeld door de opvolgster van hun moeder en de daarna geboren kinderen, maar kregen wel een Nederlandse christelijke opvoeding en goede scholing. Van hun eigen moeder werd nooit meer iets vernomen, van hun Batak-achtergrond wisten ze niet meer dan dat het vroeger kannibalen waren.
‘Ik ben blijkbaar heel erg op zoek naar de psychologische gevolgen van zo’n geschiedenis’ zegt Nuberg nadat ze de documenten heeft voorgelezen. ‘Wat doet dat met je? Waarom zijn deze kinderen allemaal in Nederland terechtgekomen?’ Er kwam racisme voor, de familie viel uit elkaar. De jongste broer werd verstoten vanwege zijn islamitische vriendin, raakte later aan de drank. ‘Ik wil niet in de rij van roofdieren staan’ schrijft hij in een bittere brief, ook in het archief. Hij was misschien niet ‘Europees’ of christelijk genoeg.
Nuberg noemt het begrip victim-perpetrators. ‘Om een betere positie binnen de koloniale samenleving te krijgen ga je je Europeser voordoen, naar beneden trappen.’ Hoe mensen in het leven staan, hoe ze naar de ander kijken, hoe ze integreren, dat alles heeft een oorsprong. Die vind je in geschiedenisboeken, in literatuur – en ook in familiearchieven. Ze zegt: ‘Wat ik in de boeken las vond ik één op één terug in ons archief. Ik zou willen dat er een studie bestond waarin psychologie en geschiedenis gecombineerd werden’.
De documenten zetten Yara Jimmink ‘aan’, maar uiteindelijk koos ze een omweg om de foto’s uit haar familiearchief beter te begrijpen. Ze vroeg een goede vriend van haar grootouders, ‘oom Ka’, om zíjn geschiedenis te vertellen – haar oma en opa leefden niet meer maar oom Ka had een vergelijkbaar verhaal. En hij kende ze het langst, nog van vóór hun komst naar Nieuw-Guinea vanuit Ambon; hij kende het leven daar en begreep hun leed, hun gemis. Om herinneringen los te maken gingen ze samen naar de Hortus in Amsterdam, waar ze foto’s van hem maakte en geluidsopnamen. ‘Het bracht zo veel bij hem boven, vooral herinneringen aan de plantage waar hij opgegroeid is. Hij vroeg meteen waar de vanille-planten stonden en de koffie, wilde overal aan zitten. De geuren, het tactiele…het is een poëtische benadering, door zijn ogen kan ik de geschiedenis van mijn grootouders niet kennen, maar toch beter begrijpen.’ Door hem, schrijft ze in het voorwoord van haar boek, was ze in staat om het verleden met het heden te verbinden: ’…een nieuw heden kwam tevoorschijn en dat was precies waar ik naar gezocht had.’
Inmiddels schrijft Lara Nuberg aan een roman over haar Indo-Europese grootmoeder. Tegen Yara Jimmink: ‘Jouw verhaal lijkt zó op dat van mij. Het verschil is dat jij met beeld werkt, je zoekt in beeld. Ik gebruik foto’s als basis voor tekst en voor maatschappelijk debat. Ik zie dat onze generatie iets aan het helen is, iets dat eerst niet besproken mocht worden en daardoor geen ruimte kreeg om verwerkt te worden.’ De overeenkomst tussen hun beider werk is, denkt ze, de emotionele betrokkenheid, waar vanuit de hoek van klassieke historici – ergo: oudere, witte mannen – wel kritiek op komt. Het zou niet objectief genoeg zijn. Nuberg: ‘Maar je kunt best bepaalde technieken hanteren en toch kritisch blijven en je ontwikkelen. Het postkoloniale debat ontwikkelt zich nu razendsnel. Ook ik ben hard tegen mijn eigen privileges aangelopen de afgelopen drie jaar.’
Hun kennismaking werd een vriendschap, hun verschillende werkwijzen bleken elkaar aan te vullen. Inmiddels hebben de twee gezamenlijk een project op poten gezet, een onderzoek in woord en beeld naar een assimilatie-experiment uit de jaren vijftig en de gevolgen in het nu. Ze denken dat hun generatie meer ruimte dan de vorige heeft om vragen te stellen, vragen die je ‘als gemengd mens’, zegt Nuberg, ’móet stellen. De tijd is er rijp voor. De archieven gaan open, er is ondersteuning van buiten, er is interesse. En wij hebben het zelf niet meegemaakt, dat geeft juist ruimte.’
Jimmink knikt, voor haar ‘gaat er nu een wereld open’ zegt ze. ‘Ik had dit afstudeerproject niet in een betere tijd kunnen maken.’
Sacha Bronwasser, maart 2021